De brief van Paulus aan de Galaten
Hier volgt het boek Galaten met enkele notities.
De tekst is op basis van de Statenvertaling en bedoeld om de aantekeningen te begeleiden.
Hoofdstuk 1
(1) Paulus, een apostel, geroepen niet van mensen, noch door een mens, maar door Jezus Christus, en God de Vader, Die Hem uit de doden opgewekt heeft),
(2) En al de broeders, die met mij zijn, aan de Gemeenten van Galatie:
(3) Genade zij u en vrede van God de Vader, en onze Heere Jezus Christus;
(4) Die Zichzelf gegeven heeft voor onze zonden, opdat Hij ons trekken zou uit deze tegenwoordige boze wereld, overeenkomstig de wil van onze God en Vader;
(5) Hem zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen.
(6) Ik verwonder mij, dat gij zo snel afwijkt van Degene, die u in de genade van Christus geroepen heeft. en overgebracht wordt tot een ander Evangelie;
Hier leren we waarom Paulus de Galaten schrijft. Ze wijken af van Degene die ze geroepen heeft. Dit is God de Vader. Maar ook de Heilige Geest.
(7) Omdat er geen ander is; maar er zijn sommigen, die u verwarren, en het Evangelie van Christus willen verdraaien.
Er zijn mensen die verwarring zaaien in de kerk in Galatië en een verdraaide vorm van het evangelie verkondigen. De verdraaiing die hier plaatsvond was dat men zei dat je de genade moest verdienen door besneden te worden en de wet te houden.
Vragen: Zijn er ook mensen vandaag die een ander evangelie verkondigen dan het evangelie van Jezus Christus zoals het door de Apostelen is overgeleverd?
Noot: Het goede nieuws in de Bijbel is nooit alleen de verlossing van de dood door het offer van Christus. Het goede nieuws is ook dat het Koninkrijk (Gods heerschappij) dicht bij ons is gekomen, waarvan wonderen, genezingen en bevrijding het bewijs zijn. (Matt 10:8)
Dit is ook het volledige Evangelie wat de Apostelen preken in Handelingen en de brieven.
(8) Maar zelfs als wij, of een engel uit de hemel u een Evangelie verkondigde, buiten hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt.
Ons Evangelie moet overeenkomen met het Evangelie in de Bijbel. Als we op fundamentele zaken afwijken noemt Paulus ons zelfs vervloekt. Dit gaat in eerste instantie over mensen die de wet weer willen invoeren. Maar Paulus kiest ervoor om dit veel breder te stellen. We kunnen geen dingen aan het Evangelie toevoegen, en we kunnen geen dingen van het Evangelie afnemen.
(9) Gelijk wij te voren gezegd hebben, zo zeg ik ook nu weer: Indien iemand u een Evangelie verkondigt, buiten hetgeen dat gij ontvangen hebt, die zij vervloekt.
Let op deze herhaling! Herhaling betekent in de Joodse cultuur van Paulus dat het belangrijk is. (Vaak zegt Jezus 'Voorwaar, voorwaar'. Of Hij vertelt twee gelijkenissen met dezelfde boodschap.)
(10) Want predik ik nu de mensen, of God? Of zoek ik om mensen te behagen? Want indien ik nog mensen behaagde, zo ware ik geen dienstknecht van Christus.
Er zijn mensen die een ander evangelie preken omdat ze bang zijn dat anderen vreemd naar ze zullen kijken als ze de Waarheid verkondigen. En mensen die graag door anderen op een voetstuk geplaatst worden. Deze mensen zijn geen dienstknecht van Christus. Zij dienen niet God maar zichzelf en andere mensen.
(11) Maar ik maak u bekend, broeders, dat het Evangelie, hetwelk van mij verkondigd is, niet naar de mens is.
(12) Want ik heb ook hetzelve niet van een mens ontvangen, noch geleerd, maar door de openbaring van Jezus Christus.
De boodschap die Paulus verkondigd is een rechtstreekse openbaring van Jezus Christus. Niet slechts zijn mening, of iets dat hij van de andere Apostelen geleerd heeft.
(13) Want gij hebt mijn omgang gehoord, die eertijds in het Jodendom was, dat ik uitnemend zeer de Gemeente Gods vervolgde, en dezelve verwoestte;
(14) En dat ik in het Jodendom toenam boven velen van mijn ouderdom in mijn geslacht, zijnde overvloedig ijverig voor mijn vaderlijke inzettingen.
(15) Maar wanneer het Gode behaagd heeft, Die mij van mijn moeders lijf aan afgezonderd heeft, en geroepen door Zijn genade,
(16) Zijn Zoon in mij te openbaren, opdat ik Hem door het Evangelie onder de heidenen zou verkondigen, zo ben ik terstond niet te rade gegaan met vlees en bloed;
(17) En ben niet wederom gegaan naar Jeruzalem, tot degenen, die voor mij apostelen waren; maar ik ging henen naar Arabie, en keerde wederom naar Damaskus.
Paulus is niet naar Jeruzalem gegaan om van de Apostelen te leren na zijn bekering. Hij is 3 jaar naar de woestijn gegaan. Daar heeft hij de openbaring ontvangen waarover hij in de afgelopen verzen sprak.
(18) Daarna kwam ik na drie jaren weder te Jeruzalem om Petrus te bezoeken, en ik bleef bij hem vijftien dagen.
(19) En zag geen ander van de apostelen, dan Jakobus, den broeder des Heeren.
(20) Hetgeen nu ik u schrijf, ziet, ik getuig voor God, dat ik niet lieg!
(21) Daarna ben ik gekomen in de gewesten van Syrie en van Cilicie.
(22) En ik was van aangezicht onbekend aan de Gemeenten in Judea, die in Christus zijn.
(23) Maar zij hadden alleenlijk gehoord, dat men zeide: Degene, die ons eertijds vervolgde, verkondigt nu het geloof, dat hij eertijds verwoestte.
(24) En zij verheerlijkten God in mij.
Hoofdstuk 2
(1) Daarna ben ik, na veertien jaren, wederom naar Jeruzalem opgegaan met Barnabas, ook Titus medegenomen hebbende.
(2) En ik ging op door een openbaring, en stelde hun het Evangelie voor, dat ik predik onder de heidenen; en in het bijzonder aan degenen, die in achting waren, opdat ik niet enigszins tevergeefs zou lopen of gelopen hebben.
Na 14 jaar laat Paulus weten aan de Apostelen wat de openbaring is die hij over het Evangelie gekregen had. Zodat hij niet zou dwalen.
(3) Maar ook Titus, die met mij was, een Griek zijnde, werd niet genoodzaakt zich te laten besnijden.
(4) En dat om der ingekropen valse broederen wil, die van bezijden ingekomen waren, om te verspieden onze vrijheid, die wij in Christus Jezus hebben, opdat zij ons zouden tot dienstbaarheid brengen.
In Christus hebben wij vrijheid, maar valse broeders willen ons weer tot dienstbaarheid brengen. Zij willen slaven van ons maken zodat we weer onder de wet gaan leven en ons laten besnijden. Zoals we in de rest van dit boek (galaten) zullen gaan zien.
(5) Wat wij ook geen moment hebben geweken met onderwerping, zodat de waarheid van het Evangelie bij u zou blijven.
Paulus heeft zich niet onderworpen aan deze valse leer en op die manier ervoor gezorgd dat het Evangelie waar zou blijven.
(6) Maar wat betreft hen die geacht werden iets te zijn – wat zij voorheen waren, maakt voor mij geen verschil; God ziet de persoon van de mens niet aan – zij dus die in aanzien waren, hebben mij verder niets opgelegd.
Dit gaat over de Apostelen, voornamelijk Petrus, Jakobus en Johannes. (zie vers 9) Maar Paulus zegt dat het niet uitmaakt dat zij hoog in aanzien staan. Voor God zijn ze allemaal hetzelfde. Deze Apostelen hebben ook geen regels of restricties aan Paulus opgelegd wat betreft het Evangelie.
Het is interessant dat als je Handelingen leest je ziet dat het een tweeluik is. De eerste helft gaat over Petrus bij de Joden, de tweede helft over Paulus bij de heidenen. Paulus doet onder de heidenen ongeveer de zelfde tekenen en wonderen als Petrus onder de Joden. Hij deed niet onder aan Petrus.
(7) Maar daarentegen, toen zij zagen, dat aan mij het Evangelie onder de onbesnedenen toevertrouwd was, gelijk aan Petrus dat onder de besnedenen;
(8) (Want Hij die in Petrus krachtig werkte tot het apostelschap der besnijdenis, Die werkte ook krachtig in mij onder de heidenen);
Zie de aantekening bij vers 6.
(9) En als Jakobus, en Cefas, en Johannes, die geacht waren pilaren te zijn, de genade, die mij gegeven was, bekenden, gaven zij mij en Barnabas de rechter hand der gemeenschap, opdat wij tot de heidenen, en zij tot de besnedenen zouden gaan;
(10) Alleen moesten wij ook aan de armen denken; hetwelk zelf ik ook beijverd heb te doen.
Wij moeten ook aan de armen denken.
(11) En toen Petrus te Antiochie gekomen was, wederstond ik hem in het aangezicht, omdat hij te bestraffen was.
(12) Want voordat sommigen van Jakobus gekomen waren, at hij mede met de heidenen; maar toen zij gekomen waren, onttrok hij zich en scheidde zichzelf af, vrezende degenen, die uit de besnijdenis waren.
Zoals het gebruik was onder Joden. Maar Paulus keurt dit af.
(13) En ook de andere Joden huichelden met hem; alzo dat ook Barnabas zich door hun huichelarij liet meeslepen.
(14) Maar als ik zag, dat zij niet recht wandelden naar de waarheid van het Evangelie, zeide ik tot Petrus in aanwezigheid van iedereen: Indien gij, die een Jood zijt, naar heidense wijze leeft, en niet naar Joodse wijze, waarom noodzaakt gij de heidenen naar de Joodse wijze te leven?
Petrus leeft niet meer volgens de Joodse gebruiken (de wet), behalve als de mensen van Jakobus er zijn.
(15) Wij zijn van nature Joden, en niet zondaars uit de heidenen;
(16) Doch wetende, dat de mens niet gerechtvaardigd wordt uit de werken der wet, maar door het geloof van Jezus Christus, zo hebben wij ook in Christus Jezus geloofd, opdat wij zouden gerechtvaardigd worden uit het geloof van Christus, en niet uit de werken der wet; omdat uit de werken der wet geen mens gerechtvaardigd zal worden.
De wet rechtvaardigt niemand. Dat is ook waarom de Joden in Christus Jezus zijn gaan geloven. Deze tekst maakt heel duidelijk dat men door Jezus behouden MOET worden. Als men Jezus Christus afwijst en in de wet de rechtvaardiging zoekt is hij al veroordeeld.
(17) Maar indien wij, die in Christus zoeken gerechtvaardigd te worden, ook zelf zondaars bevonden worden, is dan Christus een dienaar der zonde? Absoluut niet.
Als wij zonde doen nadat we Christus zijn gaan geloven, is Christus dan een bedienaar van zonde? Absoluut niet.
(18) Want indien ik weer opbouw wat ik afgebroken heb, dan maak ik mijzelf tot een overtreder.
Als ik zondig ben ik de overtreder. Maar niet Christus. Als wij het Evangelie kennen, maar er niet naar leven, dan zijn wij zondaars. Verander je leven, ga ernaar leven.
Dingen die ik afgebroken heb: Mijn oude leven, de oude mens, de wet. (interessante vraag is of het houden van de wet dan dus ook een zonde is, omdat het niet overeenkomstig het Evangelie is)
(19) Want ik ben door de wet voor de wet gestorven, opdat ik Gode leven zou.
De Wet maakte dat ik stierf, de wet gaf geen leven. Maar God geeft leven.
(20) Ik ben met Christus gekruist; en ik leef, maar niet meer ik, maar Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof van de Zoon van God, Die mij liefgehad heeft, en Zichzelf voor mij overgegeven heeft.
Onze oude natuur is dood, we zijn volledig overgenomen door Christus. Hij leeft met Zijn bovennatuurlijke kracht door ons heen. En Hij is altijd dezelfde, Gisteren en vandaag, voor eeuwig. We kunnen dus verwachten dat Hij diezelfde dingen door ons heen doet die Hem zo gekenmerkt hebben in Zijn leven op aarde. We kunnen breken met de zonde en groeien in gehoorzaamheid met God. Leven vanuit de opstandingskracht. Wij zijn door de Geest de vervanging van Christus op aarde. Laten we ons zo gaan gedragen.
(21) Ik doe de genade Gods niet te niet; want indien de rechtvaardigheid door de wet is, zo is dan Christus tevergeefs gestorven.
Mensen die zeggen dat je de genade moet verdienen door het houden van de wet doen de genade van God teniet.
Hoofdstuk 3
(1) O gij dwaze Galaten, wie heeft u betoverd, dat gij de waarheid niet zou gehoorzamen; terwijl Jezus Christus u voor de ogen te voren geschilderd is geweest, alsof Hij onder u gekruisigd is?
Paulus laat hier zien hoe serieus hij is. Jezus leert ons dat we in het gevaar van het hellevuur komen als we een broeder dwaas noemen (Matt 5:22). Toch zegt Paulus 'Dwaze Galaten'. Hij weet het dus echt zeker dat hij er niet naast zit.
Wie heeft jullie betoverd. Ze zijn zo ver van de waarheid dat ze wel betoverd lijken.
(2) Dit alleen wil ik van u horen: hebt gij den Geest ontvangen uit de werken van de wet, of uit de prediking van het geloof?
Het gaat constant over het contrast tussen de wet en het geloof (ook in Hebreeën)
(3) Zijt gij zo dwaas? Dat gij met de Geest begonnen zijt, eindigt gij nu met het vlees?
Het is dwaasheid om van de Heilige Geest weg te dwalen en weer terug te gaan naar het vlees. Dat is de wet (context!!)
(4) Hebt gij zoveel tevergeefs geleden? Indien maar ook tevergeefs!
(5) Die u dan den Geest geeft, en krachten (dynamis = wonderen) onder u werkt, doet Hij dat uit de werken der wet, of uit de prediking des geloofs?
Dat is God. Die doet wonderen, niet omdat je je aan de wet houdt, maar omdat je gelooft in Christus. We kunnen wonderen dus ook niet verdienen. Het is genade, door geloof. Je verdient het niet door te vasten, of te breken met zonde. Die dingen zijn goed, maar worden niet beloont met de Heilige Geest en met kracht. De Geest wordt gegeven aan ieder die erom vraagt. (Luk 11:13)
(6) Gelijkerwijs Abraham Gode geloofd heeft, en het is hem tot rechtvaardigheid gerekend;
Ook Abraham werd niet behouden door werken, maar door genade.
(7) Zo verstaat gij dan, dat degenen, die uit het geloof zijn, Abrahams kinderen zijn.
Mensen zijn dus niet de kinderen van Abraham door het vlees, maar door het geloof. God kan zelfs stenen in kinderen van Abraham veranderen. (Matt 3:9)
God is niet racistisch.
(8) En de Schrift, te voren ziende, dat God de heidenen uit het geloof zou rechtvaardigen, heeft te voren aan Abraham het Evangelie verkondigd, zeggende: In u zullen al de volken gezegend worden.
Dus niet alleen de Joden, zoals sommigen lijken te geloven.
(9) Zo dan, die uit het geloof zijn, worden gezegend met den gelovigen Abraham.
Wij zijn geen tweederangs burgers in het Koninkrijk omdat we niet vleselijk van Abraham afstammen.
(10) Want zovelen als er uit de werken der wet zijn, die zijn onder den vloek; want er is geschreven: Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen.
Sterker nog dan ik bij vers 9 schreef: Als de Joden hun geloof niet in Jezus stellen, maar in de wet, dat zijn zij onder een vloek. Maar ook als wij ons behoud van de wet gaan verwachten. Als wij denken dat wij ons best moeten doen omdat God anders niet van ons houdt.
(11) En dat niemand door de wet gerechtvaardigd wordt voor God, is duidelijk; want de rechtvaardige zal uit het geloof leven.
Je kan je rechtvaardiging niet verdienen. Het is een gift uit genade, door geloof.
(12) Doch de wet is niet uit het geloof; maar de mens, die deze dingen doet, zal erdoor leven.
Het is niet geloof, omdat je dingen moet doen... Je moet het zelf verdienen. Geloof verwacht alles. Zelfs al verdien je het niet.
(13) Christus heeft ons verlost van de vloek der wet, een vloek geworden zijnde voor ons; want er is geschreven: Vervloekt is een ieder, die aan het hout hangt.
Aan het kruis heeft Jezus Christus de vloek van de wet op zich genomen zodat wij die niet meer hoeven te dragen. De vloek voor de zonde is weg. Zie Deut. 28, over zegen en vloek. Er zijn bedieningen die zeggen dat we de vloek van ziekte alleen kunnen wegdoen door de zonde die deze vloek veroorzaakt heeft op te zoeken, te belijden en dan te bekeren. Die leer plaatst ons weer direct onder diezelfde vloek. Ook generatievloeken zijn gebaseerd op deze teksten uit de wet, en worden in het Nieuwe Testament niet herhaald. In profetieën over het Nieuwe Verbond worden ze zelfs streng afgewezen. (Jer 31, Ezech. 18)
(14) Opdat de zegening van Abraham tot de heidenen komen zou in Christus Jezus, en opdat wij de belofte van de Geest verkrijgen zouden door het geloof.
De Heilige Geest en Zijn kracht kan je dus niet verdienen. Dus je kan bijvoorbeeld geen genezing verdienen door de juiste belijdenissen of gebeden te doen, door heilig te leven of te vasten. (Let op: Er is niets verkeerd met bidden, vasten en heilig leven. Je kan alleen niet de kracht van God verdienen. Of je redding, of je genezing. Jezus heeft dat al voor ons verdient)
Je krijgt de Geest door het geloof. De Geest is de belofte die aan Abraham gedaan is.
(15) Broeders, ik spreek menselijk: zelfs een verbond van mensen, dat bevestigd is, doet niemand te niet, of niemand voegt er aan toe.
(16) Nu zo zijn de beloftes tot Abraham en zijn zaad gesproken. Hij zegt niet: En den zaden, als van velen; maar als van een: En uw Zaad; hetwelk is Christus.
Christus is het Zaad van Abraham, het Nageslacht. De belofte is dus niet per se voor het volk Israel, maar in eerste instantie voor Jezus Christus, en in Hem ook voor ons.
Wij zijn in Christus deel van het nieuwe Verbond, maar dit verbond is niet met ons gesloten zoals de wet wel gesloten was met Israel. God sloot technisch gezien een verbond met Zichzelf. (Zie vers 20)
(17) En dit zeg ik: Het verbond, dat te voren van God bevestigd is op Christus, wordt door de wet, die na vierhonderd en dertig jaren gekomen is, niet krachteloos gemaakt, om de belofte te niet te doen.
Het verbond van Abraham, de wet is niet het Verbond.
(18) Want indien de erfenis uit de wet is, zo is zij niet meer uit de belofte; maar God heeft ze Abraham door de belofte in genade gegeven.
God heeft belooft dat alle volkeren gezegend zouden worden door het geloof van Abraham. Niet dat ze gezegend zullen worden door de wetten van het oude Verbond. In feite is het verbond van Abraham de belofte van de komst van het nieuwe Verbond. Als we het hebben over het oude Verbond hebben we het over de wet van Mozes, en niet over dit belofte-verbond met Abraham.
(19) Waartoe is dan de wet? Zij is vanwege de overtredingen daarbij gesteld, totdat het zaad zou gekomen zijn, aan wie de belofte gedaan was; en zij is door de engelen besteld in de hand van de middelaar.
De ceremoniële wet. Door engelen, boodschappers, profeten. De wet was was er totdat het Zaad zou komen. Het Zaad is Christus. (Vers
16). Het oude Verbond gaf geen ruimte voor individuele gelovigen om een relatie te hebben met God de Vader. Er waren altijd middelaars, engelen en boodschappers. God gaf niet zelf Zijn regels aan Israel, maar via engelen aan Mozes, de middelaar van het volk.
(20) En de Middelaar is niet Middelaar van een, maar God is één.
Bij een middelaar zijn twee partijen betrokken. Bij het sluiten van het verbond bij Abraham was God de enige die het verbond tekende. (Gen 15:17, Abraham gaat niet tussen de stukken door, alleen God in de vorm van een rokende oven en een brandende fakkel.) God sloot in feite een verbond met Zichzelf. Ook het nieuwe Verbond is een verbond dat Hij met Zichzelf sloot, (in Christus). Het is dus onmogelijk dat wij het verbond breken, iets wat met het oude Verbond (=de ceremoniële wet) wel mogelijk was en ook gebeurt is.
We kunnen door zonde dus ook geen vloek over ons halen want de vloek was het gevolg van het breken van het Verbond (Deut 28). Wel oogsten we wat we zaaien, dus zonden hebben nog steeds gevolgen. Alleen dit is geen vloek, en het heeft geen recht.
Ziekte is illegaal, een 'vloek' is illegaal, etc.
(21) Is dan de wet tegen de beloftes Gods? Absoluut niet; want indien er een wet gegeven was, die machtig was levend te maken, zo zou waarlijk de rechtvaardigheid uit de wet zijn.
We kunnen dus niet levend worden door de wet. De wet is een schaduw van Christus.
(22) Maar de Schrift heeft het alles onder de zonde besloten, opdat de belofte uit het geloof van Jezus Christus aan de gelovigen zou gegeven worden.
De wet is zo gemaakt dat het onmogelijk is om die te houden. In de Bergrede laat Jezus dat nog eens extra zien door de wet nog eens extra op te voeren. De Farizeeën waren ervan overtuigd dat ze de wet tot op de letter konden houden. Jezus zei dat zelfs het verlangen om de wet te overtreden al een overtreding van de wet was (Matt 5-7).
(23) Maar tot het geloof kwam, waren wij onder de wet in bewaring gesteld, en zijn besloten geweest tot op het geloof, dat geopenbaard zou worden.
Voordat de openbaring van geloof kwam in het Evangelie van Jezus Christus. Was de wet voor ons de richtingwijzer naar de Wil van God.
(24) Zo dan, de wet is onze schoolmeester geweest tot Christus, zodat wij uit het geloof zouden gerechtvaardigd worden.
De wet heeft ons laten zien dat we het alleen niet kunnen en dus een Verlosser nodig hebben. Een Verlosser op wie wij ons geloof kunnen stellen voor rechtvaardiging. Die Verlosser vinden we alleen in Jezus Christus.
(25) Maar als het geloof gekomen is, zo zijn wij niet meer onder den schoolmeester.
De tuchtmeester is de wet. De wet is er nog steeds, geen Tittel of Jota ervan in vergaan. Maar wij zijn er niet meer onder, als wij tot geloof gekomen zijn in de Zoon van God. Op een andere plaats zegt het dat de wet er is voor de goddelozen en zondaars.
(26) Want gij zijt allen kinderen Gods door het geloof in Christus Jezus.
De Joden waren kinderen van Abraham naar het vlees. Wij zijn kinderen van God naar de Geest. Welke positie denk je dat er hoger is?
(27) Want zovelen als gij in Christus gedoopt zijt, hebt gij Christus (als kleding) aangedaan.
Wij zijn niet meer te onderscheiden van Christus in de geestelijke wereld.
(28) Daarin is noch Jood noch Griek; daarin is noch dienstbare noch vrije; daarin is geen man en vrouw; want gij allen zijt een in Christus Jezus.
Alle onzin over dat de Joden speciale voorrechten hebben is in Christus niets anders dan dat, onzin. Naar het vlees heeft Israël beloftes van God, maar een Jood die leeft onder het oude Verbond heeft nooit een hogere geestelijke status dan een mens (Jood of niet) in het nieuwe Verbond van Christus. Wij hebben een beter verbond met betere beloftes. (Heb 8:6)
(29) En indien gij van Christus zijt, zo zijt gij dan Abrahams zaad, en naar de belofte erfgenamen.
Je bent erfgenaam van Abraham omdat je in Jezus gelooft als Messias. Niet omdat je besneden bent, of omdat je in Jeruzalem geboren bent of omdat je vader 1000 geiten bezit.
De belofte aan het nageslacht van Abraham, de Heilige Geest, en de rechtvaardiging zijn enkel en alleen voor de volgelingen van Christus.
Hoofdstuk 4
(1) Maar ik zeg, zo lang als de erfgenaam een kind is, zo verschilt hij niets van een dienstknecht, hoewel hij een heer is van alles;
Ook een kind volgt de bevelen van zijn ouders op. Het verschil is dat een kind opgroeit en het werk van zijn vader gaat doen. Als wij dankzij Christus geadopteerd zijn tot kinderen van God hebben we ook de autoriteit ontvangen om heer te zijn over alles. We zijn geen slaven, we hebben gezag. Maar dat gezag kunnen we gebruiken voor kinderlijke dingen en voor het doen van het werk van de Vader. Iedereen heeft ruimte nodig om op te groeien, en bij de een gaat het sneller dan de ander. Maar volwassen worden in het geloof verandert niets aan onze heerschappij in Christus. Zelfs de kleinste baby in het geloof is heer over alles.
(2) Maar hij is onder voogden en verzorgers, tot den tijd van den vader te voren gesteld.
Dat is de vijfvoudige bediening. (Efeze 4:11-16)
(3) Alzo wij ook, toen wij kinderen waren, zo waren wij dienstbaar gemaakt onder de eerste beginselen der wereld.
Als je opgroeit zal je niet meer gebonden zijn onder de eerste beginselen van de wereld. Jezus was niet onder die eerste beginselen. Hij stilde de storm. Hij liet geld verschijnen in een vis. (Matt 17:27) Wij mogen ook eerst het Koninkrijk zoeken in plaats van de eerste beginselen: geld, voedsel, veiligheid. (Matt 6:25-34)
(4) Maar wanneer de volheid des tijds gekomen is, heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geworden uit een vrouw, geworden onder de wet;
Mensen waren onder de eerste beginselen voordat Jezus kwam. Eigenlijk had dit moeten veranderen toen Jezus kwam en het nieuwe Verbond inging.
(5) Opdat Hij degenen, die onder de wet waren, verlossen zou, en opdat wij de aanneming tot kinderen verkrijgen zouden.
We zijn dus geen slaven/dienaren meer van God, maar dienende kinderen.
(6) En omdat gij kinderen zijt, zo heeft God den Geest van Zijn Zoon uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader!
Omdat we kinderen zijn heeft Hij ons de Geest gegeven. Niet andersom.
(7) Zo dan, gij zijt niet meer een dienstknecht, maar een zoon; en indien gij een zoon zijt, zo zijt gij ook een erfgenaam van God door Christus.
Paulus trekt hier dezelfde conclusie als ikzelf bij vers 5. We zijn geen dienaren meer van God. We zijn zonen en erfgenamen.
(8) Maar toen, als gij God niet kende, diende gij degenen, die van nature geen goden zijn;
(9) En nu, nu gij God kent, ja, veelmeer van God gekend zijt, hoe keert gij u opnieuw tot de zwakke en arme beginselen, welke gij opnieuw van voren aan wilt dienen?
De beginselen zijn de vleselijke dingen. Voornamelijk de wet. Maar elke focus op het vlees. Elk gebrek aan vertrouwen op Gods genade. Waarom zou je daarnaar terug willen? Terug naar het oude Verbond. Wij zijn een nieuwe Schepping, en het oude Verbond past niet bij ons. Wij hebben het nieuwe Verbond nodig, met de betere beloftes.
(10) Gij onderhoudt dagen, en maanden, en tijden, en jaren.
Deze mensen zijn de sabbat en de feesten weer gaan vieren omdat ze geloven dat dit moet. Er is niets mis met het vieren van deze dagen. Maar het wel of niet vieren van deze dagen heeft niets te maken met geloof, genade of behoud.
(11) Ik vrees voor u, dat ik niet enigszins tevergeefs aan u gearbeid heb.
(12) Weest gij als ik, want ook ik ben als gij; broeders, ik bid u; gij hebt mij geen ongelijk gedaan.
(13) En gij weet, dat ik u door zwakheid des vleses het Evangelie de eerste maal verkondigd heb;
Zie Handelingen 14: Lystre en Derbe lagen in Galatië. Paulus was in zwakheid vanwege die steniging.
(14) En mijn verzoeking, die in mijn vlees geschiedde, hebt gij niet veracht noch verafschuwd; maar gij naamt mij aan als een engel Gods, ja, als Christus Jezus.
(15) Waarin prees gij zich dan gelukkig? Want ik geef u getuigenis, dat gij, zo het mogelijk ware, uw ogen zou hebben uitgetrokken, en mij gegeven hebben.
Op dit vers baseert men vaak dat Paulus een oogziekte zou hebben gehad. (In combinatie met 2Kor 12 zo God deze blijkbaar niet hebben wille genezen.) Ik geloof echter dat dit hier gaat om een spreekwoordelijke uittrekken van de ogen. Zoals wij zouden zeggen “Je hand door het vuur halen.”
Ogen zijn het meest kwetsbare orgaan en op een bepaalde manier het meest kostbare orgaan. Zien is een groot gedeelte van onze ervaring. Dat willen opofferen voor iemand is heel wat. Maar zelfs al zou Paulus hier last van zijn ogen hebben gehad, dan was dit alsnog alleen de eerste keer (vers 13.) Dat betekent dat hij een tweede keer er geen last meer van had en dus genezen was.
(16) Ben ik dan uw vijand geworden, u de waarheid zeggende?
Hoeveel mensen zijn onze vijanden omdat ze ons de waarheid vertellen?
(17) Zij ijveren niet met goede bedoelingen over u; maar zij willen ons uitsluiten, opdat gij over hen zoudt ijveren.
(18) Doch in het goede te allen tijd te ijveren is goed, en niet alleenlijk, als ik bij u tegenwoordig ben;
Het is altijd goed om goede dingen te doen.
(19) Mijn kinderkens, die ik wederom arbeide te baren, totdat Christus een gestalte in u krijge.
(20) Doch ik wilde, dat ik nu tegenwoordig bij u ware, en mijn stem mocht veranderen; want ik ben in twijfel over u.
(21) Zegt mij, gij, die onder de wet wilt zijn, hoort gij de wet niet?
De formulering maakt duidelijk (vooral in de context van het hele boek) dat het belachelijk is om weer onder de wet te gaan omdat zelfs de wet duidelijk maakte dat er een nieuw en beter Verbond aankwam.
(22) Want er is geschreven, dat Abraham twee zonen had, een uit de slavin, en een uit de vrije.
(23) Maar gene, die uit de slavin was, is naar het vlees geboren geweest; doch deze, die uit de vrije was, door de belofte;
(24) Deze dingen zijn een beeld van iets anders; want deze zijn de twee verbonden; het ene van den berg Sina, tot dienstbaarheid barende, hetwelk is Agar;
Het verbond van de berg Sina (Sinaï) is de wet van Mozes. Agar (Hagar) is de slavin. De wet wordt dus vergeleken met een slavin.
(25) Want dit, namelijk Agar, is Sina, een berg in Arabie, en komt overeen met Jeruzalem, dat nu is, en dienstbaar is met haar kinderen.
Jeruzalem en haar kinderen, dat zijn de Joden, die leven ook in slavernij
(26) Maar Jeruzalem, dat boven is, dat is vrij, hetwelk is ons aller moeder.
(27) Want er is geschreven: Wees vrolijk, gij onvruchtbare, die niet baart, breek uit en roep, gij, die geen barensnood hebt, want de kinderen der eenzame zijn veel meer, dan dergene, die den man heeft.
(28) Maar wij, broeders, zijn kinderen der belofte, als Izak was.
Dit zijn de mensen onder het nieuwe Verbond, niet de Joden, want de Joden waren in slavernij (vers 25.)
(29) Doch gelijkerwijs toen, die naar het vlees geboren was, vervolgde dengene, die naar den Geest geboren was, alzo ook nu.
Ismaël, de zoon van Hagar vervolgde Izak, zo vervolgden de Joden de Christenen.
Paulus vergelijkt dus de Joden die niet in Jezus geloven met Ismaël, niet met Izak en Jakob. Want de gelovigen (Jood en Griek) zijn Izak in zijn vergelijking. (Zie ook h3.)
(30) Maar wat zegt de Schrift? Werp de slavin uit en haar zoon; want de zoon der slavin zal geenszins erven met den zoon der vrije.
De slavin wordt uitgeworpen. De slavin is het verbond van Sinaï, de Wet (vers 24.)
De zoon van de slavin is Ismaël, dat zijn (de Joden) die de Messias afwijzen!
Zo lang de Joden de Messias afwijzen zullen zij ook niet met Hem erven, zullen ze ook niet met ons erven. Als wij geloven zijn wij kinderen van Abraham, Izak en Jakob, daarin is geen onderscheid tussen Jood en Griek.
(31) Zo dan, broeders, wij zijn niet kinderen der slavin, maar der vrije.
Wij volgen dus niet de Wet van Sinaï, maar het nieuwe Verbond. (Dit is al de zoveelste keer dat Paulus zegt dat we de Wet niet hoeven te houden, hoe vaak moet hij dat nog zeggen voordat we hem eindelijk gaan geloven?)
Hoofdstuk 5
(1) Staat dan in de vrijheid, met welke ons Christus vrijgemaakt heeft, en wordt niet wederom met het juk der slavernij bevangen.
Nieuwere vertalingen zeggen: Voor vrijheid zijn we vrij gemaakt. We zijn niet vrijgemaakt om God te aanbidden, of om te blijven zondigen of wat dan ook, maar voor vrijheid. Vrijheid van de Wet (dat is de context) en de vloek van de Wet.
(2) Ziet, ik Paulus zeg u, zo gij u laat besnijden, dat Christus u niet nut zal zijn.
Besnijdenis is het teken van het vleselijke verbond. Je hoorde bij het verbond omdat je ouders bij het verbond hoorden (lees de rest van de context!) In het nieuwe Verbond hoor je erbij omdat je in Christus gelooft (3:29) Als je het dan weer van je vlees gaat verwachten verwacht je het niet van de genade van het offer van Jezus.
Het heeft ook een betekenis voor de doop. Mensen zijn niet behouden omdat ze gedoopt zijn (vooral kinderdoop, omdat dat vaak vanuit die zelfde filosofie gebeurt, waarin het weer gaat om aardse afstamming) maar door geloof in de Zoon van God.
De besnijdenis hier is niet alleen de besnijdenis, maar is ook een symbool voor de hele Thora, wat duidelijk wordt aan het feit dat Paulus Genesis citeert als de Wet (4:21-22) en het sowieso al twee hoofdstukken lang over de Wet gaat.
(3) En ik betuig wederom een iegelijk mens, die zich laat besnijden, dat hij een schuldenaar is de gehele wet te doen.
Dat is besnijden omdat hij daardoor denkt behouden te worden. Blijkbaar zijn we niet verplicht om de gehele wet te houden, anders zou het niks uitmaken of we besneden werden. Deze zin maakt echter duidelijk dat je pas de wet moet houden als je je laat besnijden. Onbesnedenen hoeven de wet dus NIET te houden.
(4) Christus is u ijdel geworden, die door de wet gerechtvaardigd wilt worden; gij zijt van de genade vervallen.
Je moet kiezen, ga je het zelf proberen te verdienen of neem je het gratis aanbod van Jezus aan? Dat betekent overigens niet dat je dan losbandig kan gaan leven, maar dat is niet omdat je anders naar de hel gaat, maar omdat we voor vrijheid vrijgemaakt zijn. Niet alleen vrij van straf, maar ook vrij van de zondige natuur. Waardoor het verlangen om die dingen te doen die God niet leuk vindt ook af gaat nemen.
(5) Want wij verwachten door den Geest, uit het geloof, de hoop der rechtvaardigheid.
(6) Want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis enige kracht noch voorhuid, maar het geloof, door de liefde werkende.
De besnijdenis op zichzelf heeft niet de kracht om ons te veroordelen.
(7) Gij liep wel goed; wie heeft u verhinderd der waarheid niet gehoorzaam te zijn?
We kunnen dus ongehoorzaam zijn aan de waarheid door onder de Wet te leven. De Wet is uiteindelijk geen waarheid voor ons. Het Evangelie is waarheid, Jezus is de Waarheid.
(8) Deze overtreding is niet uit Hem, Die u roept.
(9) Een weinig zuurdesem verzuurt het gehele deeg.
(10) Ik vertrouw van u in den Heere, dat gij niet anders zult gevoelen; maar die u ontroert, zal het oordeel dragen, wie hij ook zij.
(11) Maar ik, broeders! Indien ik nog de besnijdenis predik, waarom word ik nog vervolgd? Zo is dan het struikelblok des kruises vernietigd.
Het hele feit dat we de wet niet meer hoeven te houden dankzij het kruis is het struikelblok! Dat is waarom de eerste kerk vervolgd werd door de Joden.
(12) Och, of zij ook afgesneden werden, die u onrustig maken!
In de betekenis van: “laat het mes maar uitschieten wanneer ze zelf besneden worden.” Dat is harde taal en maakt ook duidelijk hoe serieus deze zaak is. We kunnen niet zomaar voor de lieve vrede besluiten dit onderwerp niet te bespreken.
(13) Want gij zijt tot vrijheid geroepen, broeders, alleenlijk gebruikt de vrijheid niet tot een oorzaak voor het vlees; maar dient elkander door de liefde.
Dit vers zegt ook wat ik eerder gezegd heb. Het is geen vrijheid om vleselijk te gaan leven, maar om juist in de Geest boven de zondige natuur uit te stijgen. Dat doen we door elkaar in liefde te dienen. Als je handelt uit liefde voor God en je naaste, dan kan je niet zondigen.
(14) Want de gehele wet wordt in een woord vervuld, namelijk in dit: Gij zult uw naaste liefhebben, gelijk uzelven.
(15) Maar indien gij elkander bijt en verslind, ziet toe, dat gij door elkander niet verteerd wordt.
(16) En ik zeg: Wandelt door de Geest en volbrengt de begeerlijkheden des vleses niet.
Het tegengif tegen zonde is wandelen door de Geest, niet 'een diepe overtuiging van je zondige staat.'
(17) Want het vlees begeert tegen den Geest, en de Geest tegen het vlees; en deze staan tegen elkander, zodat gij niet doet wat gij wilt.
Dat is: waneer je je door je vlees laat leiden terwijl je probeert niet te zondigen zal je altijd blijven zondigen.
(18) Maar indien gij door den Geest geleid wordt, zo zijt gij niet onder de wet.
Als je door de Geest geleid wordt ben je niet onder de wet (Thora), en blijf je dus ook niet zondigen.
(19) De werken des vleses nu zijn openbaar; welke zijn overspel, hoererij, onreinheid, ontucht,
(20) Afgoderij, venijngeving, vijandschappen, twisten, afgunstigheden, toorn, egoïsme, onenigheid, ketterijen,
(21) Nijd, moord, dronkenschappen, brasserijen, en dergelijke; van dewelke ik u te voren zeg, gelijk ik ook te voren gezegd heb, dat die zulke dingen doen, het Koninkrijk Gods niet zullen beerven.
Al deze dingen gaan in tegen de liefde voor God en onze naaste.
Maar we weten dat mensen die in Jezus geloven het Koninkrijk wel beërven. (Rom 10:9-13) Het zou dus een logische conclusie zijn dat mensen die in Jezus geloven deze dingen niet (hoeven?) te doen.
(22) Maar de vrucht des Geestes is liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, zelfbeheersing.
(23) Tegen de zodanigen is de wet niet.
Door je te focussen op deze dingen wordt je niet door de wet veroordeeld en zal je leven door de Geest.
(24) Maar die van Christus zijn, hebben het vlees gekruisigd met de bewegingen en begeerlijkheden.
Vroeger leerde men mij dat we dagelijks ons oude vlees aan het kruis moeten slaan. Dat is gewoon niet waar. Dat vlees is al gekruisigd. Ik hoef niet meer naar het vlees te leven.
(25) Indien wij door den Geest leven, zo laat ons ook door den Geest wandelen.
(26) Laat ons niet zijn zoekers van ijdele eer, elkander tergende, elkander benijdende.
Hoofdstuk 6
(1) Broeders, ook als iemand onverhoeds tot enige overtreding komt, moet u die geestelijk bent, zo iemand weer terechtbrengen, in een geest van zachtmoedigheid. Houd intussen uzelf in het oog, opdat ook u niet in verzoeking komt.
Paulus gaat er hier vanuit dat zijn lezers geestelijk zijn. Het maken van een overtreding lijkt een uitzondering te zijn en niet, zoals ons vaak geleerd wordt, de regel.
(2) Draagt elkanders lasten, en vervult alzo de wet van Christus.
zoals Ik u liefgehad heb, moet u ook elkaar liefhebben. (Joh 13:24)
(3) Want zo iemand meent iets te zijn, terwijl hij niets is, die bedriegt zichzelf.
(4) Maar een iegelijk beproeve zijn eigen werk; en alsdan zal hij aan zichzelf alleen roem hebben, en niet aan een anderen.
(5) Want een iegelijk zal zijn eigen pak dragen.
(6) En die onderwezen wordt in het Woord, dele mede van alle goederen dengene, die hem onderwijst.
(7) Dwaalt niet; God laat Zich niet bespotten; want zo wat de mens zaait, dat zal hij ook oogsten.
(8) Want die in zijn eigen vlees zaait, zal uit het vlees verderf oogsten; maar die in den Geest zaait, zal uit den Geest het eeuwige leven oogsten.
Zoek eerst het Koninkrijk! Als je onder de wet blijft zal je zonde oogsten, maar als je onder de wet vandaan in de Geest gaat leven, oogst je het eeuwige leven!
(9) Doch laat ons, goed doende, niet vertragen; want te zijner tijd zullen wij oogsten, zo wij niet verslappen.
Goed doen uit de Geest en liefde, niet uit het vlees en de wet.
(10) Zo dan, terwijl wij tijd hebben, laat ons goed doen aan allen, maar meest aan de huisgenoten des geloofs.
Dus ook aan ongelovigen, maar vooral gelovigen.
(11) Ziet, hoe groten brief ik u geschreven heb met mijn hand.
Sommige vertalingen zeggen: “Met grote letters heb ik geschreven.” Wat zou wijzen op die eerdergenoemde oogziekte. Ik ken echter genoeg mensen die met grote letters schrijven zonder oogziekte. En de letters in die tijd waren sowieso wat aan de grote kant.
Paulus liet normaal iemand anders opschrijven terwijl hijzelf citeerde, deze brief heeft hij helemaal geschreven met eigen hand. Er zijn ook theorieën die zeggen dat de brief aan de Hebreeën eerst deel is geweest van Galaten.
(12) Al degenen, die een schoon gelaat willen tonen naar het vlees, die noodzaken u besneden te worden, alleen opdat zij vanwege het kruis van Christus niet zouden vervolgd worden.
(13) Want ook zij zelven, die besneden worden, houden de wet niet; maar zij willen, dat gij besneden wordt, opdat zij in uw vlees roemen zouden.
(14) Maar het zij verre van mij, dat ik zou roemen, in iets anders dan in het kruis van onze Heere Jezus Christus; door Welke de wereld aan mij gekruisigd is, en ik der wereld.
(15) Want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis enige kracht, noch voorhuid, maar een nieuw schepsel.
(16) En zovelen als er naar deze regel zullen wandelen, over dezelve zal zijn vrede en barmhartigheid, en over het Israel Gods.
(17) Voorts, niemand doe mij moeite aan; want ik draag de littekenen van den Heere Jezus in mijn lichaam.
(18) De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met uw geest, broeders! Amen.
De tekst is op basis van de Statenvertaling en bedoeld om de aantekeningen te begeleiden.
Hoofdstuk 1
(1) Paulus, een apostel, geroepen niet van mensen, noch door een mens, maar door Jezus Christus, en God de Vader, Die Hem uit de doden opgewekt heeft),
(2) En al de broeders, die met mij zijn, aan de Gemeenten van Galatie:
(3) Genade zij u en vrede van God de Vader, en onze Heere Jezus Christus;
(4) Die Zichzelf gegeven heeft voor onze zonden, opdat Hij ons trekken zou uit deze tegenwoordige boze wereld, overeenkomstig de wil van onze God en Vader;
(5) Hem zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen.
(6) Ik verwonder mij, dat gij zo snel afwijkt van Degene, die u in de genade van Christus geroepen heeft. en overgebracht wordt tot een ander Evangelie;
Hier leren we waarom Paulus de Galaten schrijft. Ze wijken af van Degene die ze geroepen heeft. Dit is God de Vader. Maar ook de Heilige Geest.
(7) Omdat er geen ander is; maar er zijn sommigen, die u verwarren, en het Evangelie van Christus willen verdraaien.
Er zijn mensen die verwarring zaaien in de kerk in Galatië en een verdraaide vorm van het evangelie verkondigen. De verdraaiing die hier plaatsvond was dat men zei dat je de genade moest verdienen door besneden te worden en de wet te houden.
Vragen: Zijn er ook mensen vandaag die een ander evangelie verkondigen dan het evangelie van Jezus Christus zoals het door de Apostelen is overgeleverd?
Noot: Het goede nieuws in de Bijbel is nooit alleen de verlossing van de dood door het offer van Christus. Het goede nieuws is ook dat het Koninkrijk (Gods heerschappij) dicht bij ons is gekomen, waarvan wonderen, genezingen en bevrijding het bewijs zijn. (Matt 10:8)
Dit is ook het volledige Evangelie wat de Apostelen preken in Handelingen en de brieven.
(8) Maar zelfs als wij, of een engel uit de hemel u een Evangelie verkondigde, buiten hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt.
Ons Evangelie moet overeenkomen met het Evangelie in de Bijbel. Als we op fundamentele zaken afwijken noemt Paulus ons zelfs vervloekt. Dit gaat in eerste instantie over mensen die de wet weer willen invoeren. Maar Paulus kiest ervoor om dit veel breder te stellen. We kunnen geen dingen aan het Evangelie toevoegen, en we kunnen geen dingen van het Evangelie afnemen.
(9) Gelijk wij te voren gezegd hebben, zo zeg ik ook nu weer: Indien iemand u een Evangelie verkondigt, buiten hetgeen dat gij ontvangen hebt, die zij vervloekt.
Let op deze herhaling! Herhaling betekent in de Joodse cultuur van Paulus dat het belangrijk is. (Vaak zegt Jezus 'Voorwaar, voorwaar'. Of Hij vertelt twee gelijkenissen met dezelfde boodschap.)
(10) Want predik ik nu de mensen, of God? Of zoek ik om mensen te behagen? Want indien ik nog mensen behaagde, zo ware ik geen dienstknecht van Christus.
Er zijn mensen die een ander evangelie preken omdat ze bang zijn dat anderen vreemd naar ze zullen kijken als ze de Waarheid verkondigen. En mensen die graag door anderen op een voetstuk geplaatst worden. Deze mensen zijn geen dienstknecht van Christus. Zij dienen niet God maar zichzelf en andere mensen.
(11) Maar ik maak u bekend, broeders, dat het Evangelie, hetwelk van mij verkondigd is, niet naar de mens is.
(12) Want ik heb ook hetzelve niet van een mens ontvangen, noch geleerd, maar door de openbaring van Jezus Christus.
De boodschap die Paulus verkondigd is een rechtstreekse openbaring van Jezus Christus. Niet slechts zijn mening, of iets dat hij van de andere Apostelen geleerd heeft.
(13) Want gij hebt mijn omgang gehoord, die eertijds in het Jodendom was, dat ik uitnemend zeer de Gemeente Gods vervolgde, en dezelve verwoestte;
(14) En dat ik in het Jodendom toenam boven velen van mijn ouderdom in mijn geslacht, zijnde overvloedig ijverig voor mijn vaderlijke inzettingen.
(15) Maar wanneer het Gode behaagd heeft, Die mij van mijn moeders lijf aan afgezonderd heeft, en geroepen door Zijn genade,
(16) Zijn Zoon in mij te openbaren, opdat ik Hem door het Evangelie onder de heidenen zou verkondigen, zo ben ik terstond niet te rade gegaan met vlees en bloed;
(17) En ben niet wederom gegaan naar Jeruzalem, tot degenen, die voor mij apostelen waren; maar ik ging henen naar Arabie, en keerde wederom naar Damaskus.
Paulus is niet naar Jeruzalem gegaan om van de Apostelen te leren na zijn bekering. Hij is 3 jaar naar de woestijn gegaan. Daar heeft hij de openbaring ontvangen waarover hij in de afgelopen verzen sprak.
(18) Daarna kwam ik na drie jaren weder te Jeruzalem om Petrus te bezoeken, en ik bleef bij hem vijftien dagen.
(19) En zag geen ander van de apostelen, dan Jakobus, den broeder des Heeren.
(20) Hetgeen nu ik u schrijf, ziet, ik getuig voor God, dat ik niet lieg!
(21) Daarna ben ik gekomen in de gewesten van Syrie en van Cilicie.
(22) En ik was van aangezicht onbekend aan de Gemeenten in Judea, die in Christus zijn.
(23) Maar zij hadden alleenlijk gehoord, dat men zeide: Degene, die ons eertijds vervolgde, verkondigt nu het geloof, dat hij eertijds verwoestte.
(24) En zij verheerlijkten God in mij.
Hoofdstuk 2
(1) Daarna ben ik, na veertien jaren, wederom naar Jeruzalem opgegaan met Barnabas, ook Titus medegenomen hebbende.
(2) En ik ging op door een openbaring, en stelde hun het Evangelie voor, dat ik predik onder de heidenen; en in het bijzonder aan degenen, die in achting waren, opdat ik niet enigszins tevergeefs zou lopen of gelopen hebben.
Na 14 jaar laat Paulus weten aan de Apostelen wat de openbaring is die hij over het Evangelie gekregen had. Zodat hij niet zou dwalen.
(3) Maar ook Titus, die met mij was, een Griek zijnde, werd niet genoodzaakt zich te laten besnijden.
(4) En dat om der ingekropen valse broederen wil, die van bezijden ingekomen waren, om te verspieden onze vrijheid, die wij in Christus Jezus hebben, opdat zij ons zouden tot dienstbaarheid brengen.
In Christus hebben wij vrijheid, maar valse broeders willen ons weer tot dienstbaarheid brengen. Zij willen slaven van ons maken zodat we weer onder de wet gaan leven en ons laten besnijden. Zoals we in de rest van dit boek (galaten) zullen gaan zien.
(5) Wat wij ook geen moment hebben geweken met onderwerping, zodat de waarheid van het Evangelie bij u zou blijven.
Paulus heeft zich niet onderworpen aan deze valse leer en op die manier ervoor gezorgd dat het Evangelie waar zou blijven.
(6) Maar wat betreft hen die geacht werden iets te zijn – wat zij voorheen waren, maakt voor mij geen verschil; God ziet de persoon van de mens niet aan – zij dus die in aanzien waren, hebben mij verder niets opgelegd.
Dit gaat over de Apostelen, voornamelijk Petrus, Jakobus en Johannes. (zie vers 9) Maar Paulus zegt dat het niet uitmaakt dat zij hoog in aanzien staan. Voor God zijn ze allemaal hetzelfde. Deze Apostelen hebben ook geen regels of restricties aan Paulus opgelegd wat betreft het Evangelie.
Het is interessant dat als je Handelingen leest je ziet dat het een tweeluik is. De eerste helft gaat over Petrus bij de Joden, de tweede helft over Paulus bij de heidenen. Paulus doet onder de heidenen ongeveer de zelfde tekenen en wonderen als Petrus onder de Joden. Hij deed niet onder aan Petrus.
(7) Maar daarentegen, toen zij zagen, dat aan mij het Evangelie onder de onbesnedenen toevertrouwd was, gelijk aan Petrus dat onder de besnedenen;
(8) (Want Hij die in Petrus krachtig werkte tot het apostelschap der besnijdenis, Die werkte ook krachtig in mij onder de heidenen);
Zie de aantekening bij vers 6.
(9) En als Jakobus, en Cefas, en Johannes, die geacht waren pilaren te zijn, de genade, die mij gegeven was, bekenden, gaven zij mij en Barnabas de rechter hand der gemeenschap, opdat wij tot de heidenen, en zij tot de besnedenen zouden gaan;
(10) Alleen moesten wij ook aan de armen denken; hetwelk zelf ik ook beijverd heb te doen.
Wij moeten ook aan de armen denken.
(11) En toen Petrus te Antiochie gekomen was, wederstond ik hem in het aangezicht, omdat hij te bestraffen was.
(12) Want voordat sommigen van Jakobus gekomen waren, at hij mede met de heidenen; maar toen zij gekomen waren, onttrok hij zich en scheidde zichzelf af, vrezende degenen, die uit de besnijdenis waren.
Zoals het gebruik was onder Joden. Maar Paulus keurt dit af.
(13) En ook de andere Joden huichelden met hem; alzo dat ook Barnabas zich door hun huichelarij liet meeslepen.
(14) Maar als ik zag, dat zij niet recht wandelden naar de waarheid van het Evangelie, zeide ik tot Petrus in aanwezigheid van iedereen: Indien gij, die een Jood zijt, naar heidense wijze leeft, en niet naar Joodse wijze, waarom noodzaakt gij de heidenen naar de Joodse wijze te leven?
Petrus leeft niet meer volgens de Joodse gebruiken (de wet), behalve als de mensen van Jakobus er zijn.
(15) Wij zijn van nature Joden, en niet zondaars uit de heidenen;
(16) Doch wetende, dat de mens niet gerechtvaardigd wordt uit de werken der wet, maar door het geloof van Jezus Christus, zo hebben wij ook in Christus Jezus geloofd, opdat wij zouden gerechtvaardigd worden uit het geloof van Christus, en niet uit de werken der wet; omdat uit de werken der wet geen mens gerechtvaardigd zal worden.
De wet rechtvaardigt niemand. Dat is ook waarom de Joden in Christus Jezus zijn gaan geloven. Deze tekst maakt heel duidelijk dat men door Jezus behouden MOET worden. Als men Jezus Christus afwijst en in de wet de rechtvaardiging zoekt is hij al veroordeeld.
(17) Maar indien wij, die in Christus zoeken gerechtvaardigd te worden, ook zelf zondaars bevonden worden, is dan Christus een dienaar der zonde? Absoluut niet.
Als wij zonde doen nadat we Christus zijn gaan geloven, is Christus dan een bedienaar van zonde? Absoluut niet.
(18) Want indien ik weer opbouw wat ik afgebroken heb, dan maak ik mijzelf tot een overtreder.
Als ik zondig ben ik de overtreder. Maar niet Christus. Als wij het Evangelie kennen, maar er niet naar leven, dan zijn wij zondaars. Verander je leven, ga ernaar leven.
Dingen die ik afgebroken heb: Mijn oude leven, de oude mens, de wet. (interessante vraag is of het houden van de wet dan dus ook een zonde is, omdat het niet overeenkomstig het Evangelie is)
(19) Want ik ben door de wet voor de wet gestorven, opdat ik Gode leven zou.
De Wet maakte dat ik stierf, de wet gaf geen leven. Maar God geeft leven.
(20) Ik ben met Christus gekruist; en ik leef, maar niet meer ik, maar Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof van de Zoon van God, Die mij liefgehad heeft, en Zichzelf voor mij overgegeven heeft.
Onze oude natuur is dood, we zijn volledig overgenomen door Christus. Hij leeft met Zijn bovennatuurlijke kracht door ons heen. En Hij is altijd dezelfde, Gisteren en vandaag, voor eeuwig. We kunnen dus verwachten dat Hij diezelfde dingen door ons heen doet die Hem zo gekenmerkt hebben in Zijn leven op aarde. We kunnen breken met de zonde en groeien in gehoorzaamheid met God. Leven vanuit de opstandingskracht. Wij zijn door de Geest de vervanging van Christus op aarde. Laten we ons zo gaan gedragen.
(21) Ik doe de genade Gods niet te niet; want indien de rechtvaardigheid door de wet is, zo is dan Christus tevergeefs gestorven.
Mensen die zeggen dat je de genade moet verdienen door het houden van de wet doen de genade van God teniet.
Hoofdstuk 3
(1) O gij dwaze Galaten, wie heeft u betoverd, dat gij de waarheid niet zou gehoorzamen; terwijl Jezus Christus u voor de ogen te voren geschilderd is geweest, alsof Hij onder u gekruisigd is?
Paulus laat hier zien hoe serieus hij is. Jezus leert ons dat we in het gevaar van het hellevuur komen als we een broeder dwaas noemen (Matt 5:22). Toch zegt Paulus 'Dwaze Galaten'. Hij weet het dus echt zeker dat hij er niet naast zit.
Wie heeft jullie betoverd. Ze zijn zo ver van de waarheid dat ze wel betoverd lijken.
(2) Dit alleen wil ik van u horen: hebt gij den Geest ontvangen uit de werken van de wet, of uit de prediking van het geloof?
Het gaat constant over het contrast tussen de wet en het geloof (ook in Hebreeën)
(3) Zijt gij zo dwaas? Dat gij met de Geest begonnen zijt, eindigt gij nu met het vlees?
Het is dwaasheid om van de Heilige Geest weg te dwalen en weer terug te gaan naar het vlees. Dat is de wet (context!!)
(4) Hebt gij zoveel tevergeefs geleden? Indien maar ook tevergeefs!
(5) Die u dan den Geest geeft, en krachten (dynamis = wonderen) onder u werkt, doet Hij dat uit de werken der wet, of uit de prediking des geloofs?
Dat is God. Die doet wonderen, niet omdat je je aan de wet houdt, maar omdat je gelooft in Christus. We kunnen wonderen dus ook niet verdienen. Het is genade, door geloof. Je verdient het niet door te vasten, of te breken met zonde. Die dingen zijn goed, maar worden niet beloont met de Heilige Geest en met kracht. De Geest wordt gegeven aan ieder die erom vraagt. (Luk 11:13)
(6) Gelijkerwijs Abraham Gode geloofd heeft, en het is hem tot rechtvaardigheid gerekend;
Ook Abraham werd niet behouden door werken, maar door genade.
(7) Zo verstaat gij dan, dat degenen, die uit het geloof zijn, Abrahams kinderen zijn.
Mensen zijn dus niet de kinderen van Abraham door het vlees, maar door het geloof. God kan zelfs stenen in kinderen van Abraham veranderen. (Matt 3:9)
God is niet racistisch.
(8) En de Schrift, te voren ziende, dat God de heidenen uit het geloof zou rechtvaardigen, heeft te voren aan Abraham het Evangelie verkondigd, zeggende: In u zullen al de volken gezegend worden.
Dus niet alleen de Joden, zoals sommigen lijken te geloven.
(9) Zo dan, die uit het geloof zijn, worden gezegend met den gelovigen Abraham.
Wij zijn geen tweederangs burgers in het Koninkrijk omdat we niet vleselijk van Abraham afstammen.
(10) Want zovelen als er uit de werken der wet zijn, die zijn onder den vloek; want er is geschreven: Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen.
Sterker nog dan ik bij vers 9 schreef: Als de Joden hun geloof niet in Jezus stellen, maar in de wet, dat zijn zij onder een vloek. Maar ook als wij ons behoud van de wet gaan verwachten. Als wij denken dat wij ons best moeten doen omdat God anders niet van ons houdt.
(11) En dat niemand door de wet gerechtvaardigd wordt voor God, is duidelijk; want de rechtvaardige zal uit het geloof leven.
Je kan je rechtvaardiging niet verdienen. Het is een gift uit genade, door geloof.
(12) Doch de wet is niet uit het geloof; maar de mens, die deze dingen doet, zal erdoor leven.
Het is niet geloof, omdat je dingen moet doen... Je moet het zelf verdienen. Geloof verwacht alles. Zelfs al verdien je het niet.
(13) Christus heeft ons verlost van de vloek der wet, een vloek geworden zijnde voor ons; want er is geschreven: Vervloekt is een ieder, die aan het hout hangt.
Aan het kruis heeft Jezus Christus de vloek van de wet op zich genomen zodat wij die niet meer hoeven te dragen. De vloek voor de zonde is weg. Zie Deut. 28, over zegen en vloek. Er zijn bedieningen die zeggen dat we de vloek van ziekte alleen kunnen wegdoen door de zonde die deze vloek veroorzaakt heeft op te zoeken, te belijden en dan te bekeren. Die leer plaatst ons weer direct onder diezelfde vloek. Ook generatievloeken zijn gebaseerd op deze teksten uit de wet, en worden in het Nieuwe Testament niet herhaald. In profetieën over het Nieuwe Verbond worden ze zelfs streng afgewezen. (Jer 31, Ezech. 18)
(14) Opdat de zegening van Abraham tot de heidenen komen zou in Christus Jezus, en opdat wij de belofte van de Geest verkrijgen zouden door het geloof.
De Heilige Geest en Zijn kracht kan je dus niet verdienen. Dus je kan bijvoorbeeld geen genezing verdienen door de juiste belijdenissen of gebeden te doen, door heilig te leven of te vasten. (Let op: Er is niets verkeerd met bidden, vasten en heilig leven. Je kan alleen niet de kracht van God verdienen. Of je redding, of je genezing. Jezus heeft dat al voor ons verdient)
Je krijgt de Geest door het geloof. De Geest is de belofte die aan Abraham gedaan is.
(15) Broeders, ik spreek menselijk: zelfs een verbond van mensen, dat bevestigd is, doet niemand te niet, of niemand voegt er aan toe.
(16) Nu zo zijn de beloftes tot Abraham en zijn zaad gesproken. Hij zegt niet: En den zaden, als van velen; maar als van een: En uw Zaad; hetwelk is Christus.
Christus is het Zaad van Abraham, het Nageslacht. De belofte is dus niet per se voor het volk Israel, maar in eerste instantie voor Jezus Christus, en in Hem ook voor ons.
Wij zijn in Christus deel van het nieuwe Verbond, maar dit verbond is niet met ons gesloten zoals de wet wel gesloten was met Israel. God sloot technisch gezien een verbond met Zichzelf. (Zie vers 20)
(17) En dit zeg ik: Het verbond, dat te voren van God bevestigd is op Christus, wordt door de wet, die na vierhonderd en dertig jaren gekomen is, niet krachteloos gemaakt, om de belofte te niet te doen.
Het verbond van Abraham, de wet is niet het Verbond.
(18) Want indien de erfenis uit de wet is, zo is zij niet meer uit de belofte; maar God heeft ze Abraham door de belofte in genade gegeven.
God heeft belooft dat alle volkeren gezegend zouden worden door het geloof van Abraham. Niet dat ze gezegend zullen worden door de wetten van het oude Verbond. In feite is het verbond van Abraham de belofte van de komst van het nieuwe Verbond. Als we het hebben over het oude Verbond hebben we het over de wet van Mozes, en niet over dit belofte-verbond met Abraham.
(19) Waartoe is dan de wet? Zij is vanwege de overtredingen daarbij gesteld, totdat het zaad zou gekomen zijn, aan wie de belofte gedaan was; en zij is door de engelen besteld in de hand van de middelaar.
De ceremoniële wet. Door engelen, boodschappers, profeten. De wet was was er totdat het Zaad zou komen. Het Zaad is Christus. (Vers
16). Het oude Verbond gaf geen ruimte voor individuele gelovigen om een relatie te hebben met God de Vader. Er waren altijd middelaars, engelen en boodschappers. God gaf niet zelf Zijn regels aan Israel, maar via engelen aan Mozes, de middelaar van het volk.
(20) En de Middelaar is niet Middelaar van een, maar God is één.
Bij een middelaar zijn twee partijen betrokken. Bij het sluiten van het verbond bij Abraham was God de enige die het verbond tekende. (Gen 15:17, Abraham gaat niet tussen de stukken door, alleen God in de vorm van een rokende oven en een brandende fakkel.) God sloot in feite een verbond met Zichzelf. Ook het nieuwe Verbond is een verbond dat Hij met Zichzelf sloot, (in Christus). Het is dus onmogelijk dat wij het verbond breken, iets wat met het oude Verbond (=de ceremoniële wet) wel mogelijk was en ook gebeurt is.
We kunnen door zonde dus ook geen vloek over ons halen want de vloek was het gevolg van het breken van het Verbond (Deut 28). Wel oogsten we wat we zaaien, dus zonden hebben nog steeds gevolgen. Alleen dit is geen vloek, en het heeft geen recht.
Ziekte is illegaal, een 'vloek' is illegaal, etc.
(21) Is dan de wet tegen de beloftes Gods? Absoluut niet; want indien er een wet gegeven was, die machtig was levend te maken, zo zou waarlijk de rechtvaardigheid uit de wet zijn.
We kunnen dus niet levend worden door de wet. De wet is een schaduw van Christus.
(22) Maar de Schrift heeft het alles onder de zonde besloten, opdat de belofte uit het geloof van Jezus Christus aan de gelovigen zou gegeven worden.
De wet is zo gemaakt dat het onmogelijk is om die te houden. In de Bergrede laat Jezus dat nog eens extra zien door de wet nog eens extra op te voeren. De Farizeeën waren ervan overtuigd dat ze de wet tot op de letter konden houden. Jezus zei dat zelfs het verlangen om de wet te overtreden al een overtreding van de wet was (Matt 5-7).
(23) Maar tot het geloof kwam, waren wij onder de wet in bewaring gesteld, en zijn besloten geweest tot op het geloof, dat geopenbaard zou worden.
Voordat de openbaring van geloof kwam in het Evangelie van Jezus Christus. Was de wet voor ons de richtingwijzer naar de Wil van God.
(24) Zo dan, de wet is onze schoolmeester geweest tot Christus, zodat wij uit het geloof zouden gerechtvaardigd worden.
De wet heeft ons laten zien dat we het alleen niet kunnen en dus een Verlosser nodig hebben. Een Verlosser op wie wij ons geloof kunnen stellen voor rechtvaardiging. Die Verlosser vinden we alleen in Jezus Christus.
(25) Maar als het geloof gekomen is, zo zijn wij niet meer onder den schoolmeester.
De tuchtmeester is de wet. De wet is er nog steeds, geen Tittel of Jota ervan in vergaan. Maar wij zijn er niet meer onder, als wij tot geloof gekomen zijn in de Zoon van God. Op een andere plaats zegt het dat de wet er is voor de goddelozen en zondaars.
(26) Want gij zijt allen kinderen Gods door het geloof in Christus Jezus.
De Joden waren kinderen van Abraham naar het vlees. Wij zijn kinderen van God naar de Geest. Welke positie denk je dat er hoger is?
(27) Want zovelen als gij in Christus gedoopt zijt, hebt gij Christus (als kleding) aangedaan.
Wij zijn niet meer te onderscheiden van Christus in de geestelijke wereld.
(28) Daarin is noch Jood noch Griek; daarin is noch dienstbare noch vrije; daarin is geen man en vrouw; want gij allen zijt een in Christus Jezus.
Alle onzin over dat de Joden speciale voorrechten hebben is in Christus niets anders dan dat, onzin. Naar het vlees heeft Israël beloftes van God, maar een Jood die leeft onder het oude Verbond heeft nooit een hogere geestelijke status dan een mens (Jood of niet) in het nieuwe Verbond van Christus. Wij hebben een beter verbond met betere beloftes. (Heb 8:6)
(29) En indien gij van Christus zijt, zo zijt gij dan Abrahams zaad, en naar de belofte erfgenamen.
Je bent erfgenaam van Abraham omdat je in Jezus gelooft als Messias. Niet omdat je besneden bent, of omdat je in Jeruzalem geboren bent of omdat je vader 1000 geiten bezit.
De belofte aan het nageslacht van Abraham, de Heilige Geest, en de rechtvaardiging zijn enkel en alleen voor de volgelingen van Christus.
Hoofdstuk 4
(1) Maar ik zeg, zo lang als de erfgenaam een kind is, zo verschilt hij niets van een dienstknecht, hoewel hij een heer is van alles;
Ook een kind volgt de bevelen van zijn ouders op. Het verschil is dat een kind opgroeit en het werk van zijn vader gaat doen. Als wij dankzij Christus geadopteerd zijn tot kinderen van God hebben we ook de autoriteit ontvangen om heer te zijn over alles. We zijn geen slaven, we hebben gezag. Maar dat gezag kunnen we gebruiken voor kinderlijke dingen en voor het doen van het werk van de Vader. Iedereen heeft ruimte nodig om op te groeien, en bij de een gaat het sneller dan de ander. Maar volwassen worden in het geloof verandert niets aan onze heerschappij in Christus. Zelfs de kleinste baby in het geloof is heer over alles.
(2) Maar hij is onder voogden en verzorgers, tot den tijd van den vader te voren gesteld.
Dat is de vijfvoudige bediening. (Efeze 4:11-16)
(3) Alzo wij ook, toen wij kinderen waren, zo waren wij dienstbaar gemaakt onder de eerste beginselen der wereld.
Als je opgroeit zal je niet meer gebonden zijn onder de eerste beginselen van de wereld. Jezus was niet onder die eerste beginselen. Hij stilde de storm. Hij liet geld verschijnen in een vis. (Matt 17:27) Wij mogen ook eerst het Koninkrijk zoeken in plaats van de eerste beginselen: geld, voedsel, veiligheid. (Matt 6:25-34)
(4) Maar wanneer de volheid des tijds gekomen is, heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geworden uit een vrouw, geworden onder de wet;
Mensen waren onder de eerste beginselen voordat Jezus kwam. Eigenlijk had dit moeten veranderen toen Jezus kwam en het nieuwe Verbond inging.
(5) Opdat Hij degenen, die onder de wet waren, verlossen zou, en opdat wij de aanneming tot kinderen verkrijgen zouden.
We zijn dus geen slaven/dienaren meer van God, maar dienende kinderen.
(6) En omdat gij kinderen zijt, zo heeft God den Geest van Zijn Zoon uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader!
Omdat we kinderen zijn heeft Hij ons de Geest gegeven. Niet andersom.
(7) Zo dan, gij zijt niet meer een dienstknecht, maar een zoon; en indien gij een zoon zijt, zo zijt gij ook een erfgenaam van God door Christus.
Paulus trekt hier dezelfde conclusie als ikzelf bij vers 5. We zijn geen dienaren meer van God. We zijn zonen en erfgenamen.
(8) Maar toen, als gij God niet kende, diende gij degenen, die van nature geen goden zijn;
(9) En nu, nu gij God kent, ja, veelmeer van God gekend zijt, hoe keert gij u opnieuw tot de zwakke en arme beginselen, welke gij opnieuw van voren aan wilt dienen?
De beginselen zijn de vleselijke dingen. Voornamelijk de wet. Maar elke focus op het vlees. Elk gebrek aan vertrouwen op Gods genade. Waarom zou je daarnaar terug willen? Terug naar het oude Verbond. Wij zijn een nieuwe Schepping, en het oude Verbond past niet bij ons. Wij hebben het nieuwe Verbond nodig, met de betere beloftes.
(10) Gij onderhoudt dagen, en maanden, en tijden, en jaren.
Deze mensen zijn de sabbat en de feesten weer gaan vieren omdat ze geloven dat dit moet. Er is niets mis met het vieren van deze dagen. Maar het wel of niet vieren van deze dagen heeft niets te maken met geloof, genade of behoud.
(11) Ik vrees voor u, dat ik niet enigszins tevergeefs aan u gearbeid heb.
(12) Weest gij als ik, want ook ik ben als gij; broeders, ik bid u; gij hebt mij geen ongelijk gedaan.
(13) En gij weet, dat ik u door zwakheid des vleses het Evangelie de eerste maal verkondigd heb;
Zie Handelingen 14: Lystre en Derbe lagen in Galatië. Paulus was in zwakheid vanwege die steniging.
(14) En mijn verzoeking, die in mijn vlees geschiedde, hebt gij niet veracht noch verafschuwd; maar gij naamt mij aan als een engel Gods, ja, als Christus Jezus.
(15) Waarin prees gij zich dan gelukkig? Want ik geef u getuigenis, dat gij, zo het mogelijk ware, uw ogen zou hebben uitgetrokken, en mij gegeven hebben.
Op dit vers baseert men vaak dat Paulus een oogziekte zou hebben gehad. (In combinatie met 2Kor 12 zo God deze blijkbaar niet hebben wille genezen.) Ik geloof echter dat dit hier gaat om een spreekwoordelijke uittrekken van de ogen. Zoals wij zouden zeggen “Je hand door het vuur halen.”
Ogen zijn het meest kwetsbare orgaan en op een bepaalde manier het meest kostbare orgaan. Zien is een groot gedeelte van onze ervaring. Dat willen opofferen voor iemand is heel wat. Maar zelfs al zou Paulus hier last van zijn ogen hebben gehad, dan was dit alsnog alleen de eerste keer (vers 13.) Dat betekent dat hij een tweede keer er geen last meer van had en dus genezen was.
(16) Ben ik dan uw vijand geworden, u de waarheid zeggende?
Hoeveel mensen zijn onze vijanden omdat ze ons de waarheid vertellen?
(17) Zij ijveren niet met goede bedoelingen over u; maar zij willen ons uitsluiten, opdat gij over hen zoudt ijveren.
(18) Doch in het goede te allen tijd te ijveren is goed, en niet alleenlijk, als ik bij u tegenwoordig ben;
Het is altijd goed om goede dingen te doen.
(19) Mijn kinderkens, die ik wederom arbeide te baren, totdat Christus een gestalte in u krijge.
(20) Doch ik wilde, dat ik nu tegenwoordig bij u ware, en mijn stem mocht veranderen; want ik ben in twijfel over u.
(21) Zegt mij, gij, die onder de wet wilt zijn, hoort gij de wet niet?
De formulering maakt duidelijk (vooral in de context van het hele boek) dat het belachelijk is om weer onder de wet te gaan omdat zelfs de wet duidelijk maakte dat er een nieuw en beter Verbond aankwam.
(22) Want er is geschreven, dat Abraham twee zonen had, een uit de slavin, en een uit de vrije.
(23) Maar gene, die uit de slavin was, is naar het vlees geboren geweest; doch deze, die uit de vrije was, door de belofte;
(24) Deze dingen zijn een beeld van iets anders; want deze zijn de twee verbonden; het ene van den berg Sina, tot dienstbaarheid barende, hetwelk is Agar;
Het verbond van de berg Sina (Sinaï) is de wet van Mozes. Agar (Hagar) is de slavin. De wet wordt dus vergeleken met een slavin.
(25) Want dit, namelijk Agar, is Sina, een berg in Arabie, en komt overeen met Jeruzalem, dat nu is, en dienstbaar is met haar kinderen.
Jeruzalem en haar kinderen, dat zijn de Joden, die leven ook in slavernij
(26) Maar Jeruzalem, dat boven is, dat is vrij, hetwelk is ons aller moeder.
(27) Want er is geschreven: Wees vrolijk, gij onvruchtbare, die niet baart, breek uit en roep, gij, die geen barensnood hebt, want de kinderen der eenzame zijn veel meer, dan dergene, die den man heeft.
(28) Maar wij, broeders, zijn kinderen der belofte, als Izak was.
Dit zijn de mensen onder het nieuwe Verbond, niet de Joden, want de Joden waren in slavernij (vers 25.)
(29) Doch gelijkerwijs toen, die naar het vlees geboren was, vervolgde dengene, die naar den Geest geboren was, alzo ook nu.
Ismaël, de zoon van Hagar vervolgde Izak, zo vervolgden de Joden de Christenen.
Paulus vergelijkt dus de Joden die niet in Jezus geloven met Ismaël, niet met Izak en Jakob. Want de gelovigen (Jood en Griek) zijn Izak in zijn vergelijking. (Zie ook h3.)
(30) Maar wat zegt de Schrift? Werp de slavin uit en haar zoon; want de zoon der slavin zal geenszins erven met den zoon der vrije.
De slavin wordt uitgeworpen. De slavin is het verbond van Sinaï, de Wet (vers 24.)
De zoon van de slavin is Ismaël, dat zijn (de Joden) die de Messias afwijzen!
Zo lang de Joden de Messias afwijzen zullen zij ook niet met Hem erven, zullen ze ook niet met ons erven. Als wij geloven zijn wij kinderen van Abraham, Izak en Jakob, daarin is geen onderscheid tussen Jood en Griek.
(31) Zo dan, broeders, wij zijn niet kinderen der slavin, maar der vrije.
Wij volgen dus niet de Wet van Sinaï, maar het nieuwe Verbond. (Dit is al de zoveelste keer dat Paulus zegt dat we de Wet niet hoeven te houden, hoe vaak moet hij dat nog zeggen voordat we hem eindelijk gaan geloven?)
Hoofdstuk 5
(1) Staat dan in de vrijheid, met welke ons Christus vrijgemaakt heeft, en wordt niet wederom met het juk der slavernij bevangen.
Nieuwere vertalingen zeggen: Voor vrijheid zijn we vrij gemaakt. We zijn niet vrijgemaakt om God te aanbidden, of om te blijven zondigen of wat dan ook, maar voor vrijheid. Vrijheid van de Wet (dat is de context) en de vloek van de Wet.
(2) Ziet, ik Paulus zeg u, zo gij u laat besnijden, dat Christus u niet nut zal zijn.
Besnijdenis is het teken van het vleselijke verbond. Je hoorde bij het verbond omdat je ouders bij het verbond hoorden (lees de rest van de context!) In het nieuwe Verbond hoor je erbij omdat je in Christus gelooft (3:29) Als je het dan weer van je vlees gaat verwachten verwacht je het niet van de genade van het offer van Jezus.
Het heeft ook een betekenis voor de doop. Mensen zijn niet behouden omdat ze gedoopt zijn (vooral kinderdoop, omdat dat vaak vanuit die zelfde filosofie gebeurt, waarin het weer gaat om aardse afstamming) maar door geloof in de Zoon van God.
De besnijdenis hier is niet alleen de besnijdenis, maar is ook een symbool voor de hele Thora, wat duidelijk wordt aan het feit dat Paulus Genesis citeert als de Wet (4:21-22) en het sowieso al twee hoofdstukken lang over de Wet gaat.
(3) En ik betuig wederom een iegelijk mens, die zich laat besnijden, dat hij een schuldenaar is de gehele wet te doen.
Dat is besnijden omdat hij daardoor denkt behouden te worden. Blijkbaar zijn we niet verplicht om de gehele wet te houden, anders zou het niks uitmaken of we besneden werden. Deze zin maakt echter duidelijk dat je pas de wet moet houden als je je laat besnijden. Onbesnedenen hoeven de wet dus NIET te houden.
(4) Christus is u ijdel geworden, die door de wet gerechtvaardigd wilt worden; gij zijt van de genade vervallen.
Je moet kiezen, ga je het zelf proberen te verdienen of neem je het gratis aanbod van Jezus aan? Dat betekent overigens niet dat je dan losbandig kan gaan leven, maar dat is niet omdat je anders naar de hel gaat, maar omdat we voor vrijheid vrijgemaakt zijn. Niet alleen vrij van straf, maar ook vrij van de zondige natuur. Waardoor het verlangen om die dingen te doen die God niet leuk vindt ook af gaat nemen.
(5) Want wij verwachten door den Geest, uit het geloof, de hoop der rechtvaardigheid.
(6) Want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis enige kracht noch voorhuid, maar het geloof, door de liefde werkende.
De besnijdenis op zichzelf heeft niet de kracht om ons te veroordelen.
(7) Gij liep wel goed; wie heeft u verhinderd der waarheid niet gehoorzaam te zijn?
We kunnen dus ongehoorzaam zijn aan de waarheid door onder de Wet te leven. De Wet is uiteindelijk geen waarheid voor ons. Het Evangelie is waarheid, Jezus is de Waarheid.
(8) Deze overtreding is niet uit Hem, Die u roept.
(9) Een weinig zuurdesem verzuurt het gehele deeg.
(10) Ik vertrouw van u in den Heere, dat gij niet anders zult gevoelen; maar die u ontroert, zal het oordeel dragen, wie hij ook zij.
(11) Maar ik, broeders! Indien ik nog de besnijdenis predik, waarom word ik nog vervolgd? Zo is dan het struikelblok des kruises vernietigd.
Het hele feit dat we de wet niet meer hoeven te houden dankzij het kruis is het struikelblok! Dat is waarom de eerste kerk vervolgd werd door de Joden.
(12) Och, of zij ook afgesneden werden, die u onrustig maken!
In de betekenis van: “laat het mes maar uitschieten wanneer ze zelf besneden worden.” Dat is harde taal en maakt ook duidelijk hoe serieus deze zaak is. We kunnen niet zomaar voor de lieve vrede besluiten dit onderwerp niet te bespreken.
(13) Want gij zijt tot vrijheid geroepen, broeders, alleenlijk gebruikt de vrijheid niet tot een oorzaak voor het vlees; maar dient elkander door de liefde.
Dit vers zegt ook wat ik eerder gezegd heb. Het is geen vrijheid om vleselijk te gaan leven, maar om juist in de Geest boven de zondige natuur uit te stijgen. Dat doen we door elkaar in liefde te dienen. Als je handelt uit liefde voor God en je naaste, dan kan je niet zondigen.
(14) Want de gehele wet wordt in een woord vervuld, namelijk in dit: Gij zult uw naaste liefhebben, gelijk uzelven.
(15) Maar indien gij elkander bijt en verslind, ziet toe, dat gij door elkander niet verteerd wordt.
(16) En ik zeg: Wandelt door de Geest en volbrengt de begeerlijkheden des vleses niet.
Het tegengif tegen zonde is wandelen door de Geest, niet 'een diepe overtuiging van je zondige staat.'
(17) Want het vlees begeert tegen den Geest, en de Geest tegen het vlees; en deze staan tegen elkander, zodat gij niet doet wat gij wilt.
Dat is: waneer je je door je vlees laat leiden terwijl je probeert niet te zondigen zal je altijd blijven zondigen.
(18) Maar indien gij door den Geest geleid wordt, zo zijt gij niet onder de wet.
Als je door de Geest geleid wordt ben je niet onder de wet (Thora), en blijf je dus ook niet zondigen.
(19) De werken des vleses nu zijn openbaar; welke zijn overspel, hoererij, onreinheid, ontucht,
(20) Afgoderij, venijngeving, vijandschappen, twisten, afgunstigheden, toorn, egoïsme, onenigheid, ketterijen,
(21) Nijd, moord, dronkenschappen, brasserijen, en dergelijke; van dewelke ik u te voren zeg, gelijk ik ook te voren gezegd heb, dat die zulke dingen doen, het Koninkrijk Gods niet zullen beerven.
Al deze dingen gaan in tegen de liefde voor God en onze naaste.
Maar we weten dat mensen die in Jezus geloven het Koninkrijk wel beërven. (Rom 10:9-13) Het zou dus een logische conclusie zijn dat mensen die in Jezus geloven deze dingen niet (hoeven?) te doen.
(22) Maar de vrucht des Geestes is liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, zelfbeheersing.
(23) Tegen de zodanigen is de wet niet.
Door je te focussen op deze dingen wordt je niet door de wet veroordeeld en zal je leven door de Geest.
(24) Maar die van Christus zijn, hebben het vlees gekruisigd met de bewegingen en begeerlijkheden.
Vroeger leerde men mij dat we dagelijks ons oude vlees aan het kruis moeten slaan. Dat is gewoon niet waar. Dat vlees is al gekruisigd. Ik hoef niet meer naar het vlees te leven.
(25) Indien wij door den Geest leven, zo laat ons ook door den Geest wandelen.
(26) Laat ons niet zijn zoekers van ijdele eer, elkander tergende, elkander benijdende.
Hoofdstuk 6
(1) Broeders, ook als iemand onverhoeds tot enige overtreding komt, moet u die geestelijk bent, zo iemand weer terechtbrengen, in een geest van zachtmoedigheid. Houd intussen uzelf in het oog, opdat ook u niet in verzoeking komt.
Paulus gaat er hier vanuit dat zijn lezers geestelijk zijn. Het maken van een overtreding lijkt een uitzondering te zijn en niet, zoals ons vaak geleerd wordt, de regel.
(2) Draagt elkanders lasten, en vervult alzo de wet van Christus.
zoals Ik u liefgehad heb, moet u ook elkaar liefhebben. (Joh 13:24)
(3) Want zo iemand meent iets te zijn, terwijl hij niets is, die bedriegt zichzelf.
(4) Maar een iegelijk beproeve zijn eigen werk; en alsdan zal hij aan zichzelf alleen roem hebben, en niet aan een anderen.
(5) Want een iegelijk zal zijn eigen pak dragen.
(6) En die onderwezen wordt in het Woord, dele mede van alle goederen dengene, die hem onderwijst.
(7) Dwaalt niet; God laat Zich niet bespotten; want zo wat de mens zaait, dat zal hij ook oogsten.
(8) Want die in zijn eigen vlees zaait, zal uit het vlees verderf oogsten; maar die in den Geest zaait, zal uit den Geest het eeuwige leven oogsten.
Zoek eerst het Koninkrijk! Als je onder de wet blijft zal je zonde oogsten, maar als je onder de wet vandaan in de Geest gaat leven, oogst je het eeuwige leven!
(9) Doch laat ons, goed doende, niet vertragen; want te zijner tijd zullen wij oogsten, zo wij niet verslappen.
Goed doen uit de Geest en liefde, niet uit het vlees en de wet.
(10) Zo dan, terwijl wij tijd hebben, laat ons goed doen aan allen, maar meest aan de huisgenoten des geloofs.
Dus ook aan ongelovigen, maar vooral gelovigen.
(11) Ziet, hoe groten brief ik u geschreven heb met mijn hand.
Sommige vertalingen zeggen: “Met grote letters heb ik geschreven.” Wat zou wijzen op die eerdergenoemde oogziekte. Ik ken echter genoeg mensen die met grote letters schrijven zonder oogziekte. En de letters in die tijd waren sowieso wat aan de grote kant.
Paulus liet normaal iemand anders opschrijven terwijl hijzelf citeerde, deze brief heeft hij helemaal geschreven met eigen hand. Er zijn ook theorieën die zeggen dat de brief aan de Hebreeën eerst deel is geweest van Galaten.
(12) Al degenen, die een schoon gelaat willen tonen naar het vlees, die noodzaken u besneden te worden, alleen opdat zij vanwege het kruis van Christus niet zouden vervolgd worden.
(13) Want ook zij zelven, die besneden worden, houden de wet niet; maar zij willen, dat gij besneden wordt, opdat zij in uw vlees roemen zouden.
(14) Maar het zij verre van mij, dat ik zou roemen, in iets anders dan in het kruis van onze Heere Jezus Christus; door Welke de wereld aan mij gekruisigd is, en ik der wereld.
(15) Want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis enige kracht, noch voorhuid, maar een nieuw schepsel.
(16) En zovelen als er naar deze regel zullen wandelen, over dezelve zal zijn vrede en barmhartigheid, en over het Israel Gods.
(17) Voorts, niemand doe mij moeite aan; want ik draag de littekenen van den Heere Jezus in mijn lichaam.
(18) De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met uw geest, broeders! Amen.