Tienden, donaties, aalmoezen
Vorig jaar was ik in een kerk waar men preekte dat we tienden moeten geven. En omdat de tienden vroeger aan de tempel werden gegeven en de plaatselijke gemeente vandaag de functie van tempel heeft moeten we dus 10 procent van ons inkomen aan de plaatselijke gemeente geven. Ja dat komt hun lekker uit. Het heeft echter een paar problemen. Waarvan de belangrijkste nog wel is dat er geen enkele Bijbelse bron is die suggereert dat de plaatselijke gemeente de tempel zou zijn.
Zojuist waren we aan het lezen in Deuteronomium 14:
22 Van heel de opbrengst van uw zaad, wat het veld jaar op jaar voortbrengt, moet u getrouw het tiende deel geven.
23 Voor het aangezicht van de HEERE, uw God, op de plaats die Hij zal uitkiezen om Zijn Naam daar te laten wonen, moet u de tienden van uw koren, van uw nieuwe wijn en van uw olie, en de eerstgeborenen van uw runderen en van uw kleinvee eten, om de HEERE, uw God, te leren vrezen, alle dagen.
24 Als de weg voor u te lang is, zodat u dat alles niet kunt meenemen, omdat de plaats die de HEERE, uw God, zal uitkiezen om Zijn Naam daar te vestigen, te ver bij u vandaan is, dan moet u, wanneer de HEERE, uw God, u gezegend heeft,
25 het te gelde maken, het geld in een buidel meenemen en naar de plaats gaan die de HEERE, uw God, zal uitkiezen.
26 Daar moet u dat geld besteden aan alles wat uw ziel verlangt: runderen en kleinvee, wijn en sterkedrank, ja, alles wat uw ziel maar wenst. Dan kunt u daar eten voor het aangezicht van de HEERE, uw God, en u verblijden, u en uw gezin.
27 Daarbij mag u de Leviet die binnen uw poorten is, niet in de steek laten. Hij heeft immers geen aandeel of erfelijk bezit samen met u.
28 Om de drie jaar moet u alle tienden van uw opbrengst van dat jaar brengen en opslaan binnen uw poorten.
29 Dan kan de Leviet komen – hij heeft immers geen aandeel of erfelijk bezit samen met u – en de vreemdeling, de wees en de weduwe die binnen uw poorten zijn, en kunnen zij eten en verzadigd worden; opdat de HEERE, uw God, u zegent in al het werk dat u doet.
In vers 26-27 kun je lezen dat je je tienden moet gebruiken om jaarlijks een groot feest voor je familie te geven waarvoor je ook de levieten uitnodigt.
Vers 28 zegt dat je slechts 1 keer in de 3 JAAR je tienden aan de armen moet geven. En dat gaat over 10 procent van het laatste jaar. Waarschijnlijk inplaats van het feestmaal.
Dit is heel anders dan elke maand 10 procent van je inkomen aan de kerk geven zodat de voorganger een mooie auto kan rijden.
Dichterbij komt het om de dominee en arme mensen uit te nodigen voor je kerstdiner!
Je geeft je tienden óók niet om een nieuw trappenhuis in het voorportaal van de kerk te bouwen. Als het geld dat je aan de kerk geeft niet rechtstreeks naar de evangelieverkondiging en de zorg voor de armen gaat is het waardeloos, en kan je je afvragen of je het dan überhaupt aan de Kerk hebt gegeven en niet slechts aan een bedrijf die zich ook zo noemt (kerk)
Het systeem van tienden geven wordt in het Nieuwe Testament ook helemaal niet opgedragen. Het was een wet die bedoelt was om de economie van Israël eerlijk te houden. Als uitkering voor de geestelijken en de armen.
Dit betekent niet dat wij niet moeten geven aan de armen, in tegendeel. Maar we moeten niet geven omdat iemand ons 10 procent voorschrijft. Maar geven wat we kunnen missen en wat we overhebben. Het gebod om onze naaste lief te hebben komt hierin terug. Liefhebben van onze naaste betekent ook dat we hem helpen als hij honger heeft. We kunnen gerust bedelaars geld geven.
Vaak hoor ik christenen zeggen dat ze bedelaars geen geld geven omdat je nooit weet wat ze ervoor gaan kopen. Dat is natuurlijk waar. Maar is dat onze verantwoordelijkheid. Is het ons recht om daarover te oordelen. Hoeveel van hen hebben echt honger? Hoeveel gebruiken het echt voor een plaats in de nachtopvang?
En wat zei Jezus?: "Geef als mensen vragen indien je zeker weet dat ze het goed besteden." ??? NEE Jezus zei dit:
"Maar geef aan ieder die iets van u vraagt, en eis niet terug van hem die neemt wat van u is." (Lukas 6:30)
Ik vertelde ooit eens dat Jezus dat gezegd heeft aan een paar mensen die zich al langer christen noemen dan ik. Ze zeiden dat ik ernaast zat. Jezus had dat niet gezegd volgens hun. Jezus zou niet gezegd hebben dat je moet geven aan IEDER die iets van u vraagt. Waarom niet? Omdat het geen gemakkelijke boodschap is. Je hoeft niet altijd te geven wat hij vraagt, maar als hij vraagt is het wel belangrijk dat we bereid zijn te helpen.
Jezus gaat zelfs verder dan dat. Als iemand om je jas vraagt, geef hem dan ook je hemd.
Ik heb ook moeite met deze dingen. We leren in de westerse kerk dat je ook niet over je heen moet laten lopen en je moet laten bestelen. Maar als iemand jou om je jas vraagt? Wat doe jij dan? Zou ik mijn jas geven.
Ik moet opbiechten. Enkele jaren geleden was ik evangeliseren met Maks in Amsterdam. Een van de mensen die tot geloof kwam was een vrouw met een rooms-katholieke achtergrond die geen Bijbel had. Ze wilde zo graag een Bijbel. Als ik Jezus serieus had genomen had ik mijn zakbijbel aan haar gegeven. Dit deed ik niet. We hebben haar een boekje meegegeven met het evangelie van Markus.
We moeten geven aan wie iets van ons vraagt en zelfs meer dan wat hij vraagt. We hebben nog veel te leren hierin en los te komen van materialisme en wetticisme.
Zojuist waren we aan het lezen in Deuteronomium 14:
22 Van heel de opbrengst van uw zaad, wat het veld jaar op jaar voortbrengt, moet u getrouw het tiende deel geven.
23 Voor het aangezicht van de HEERE, uw God, op de plaats die Hij zal uitkiezen om Zijn Naam daar te laten wonen, moet u de tienden van uw koren, van uw nieuwe wijn en van uw olie, en de eerstgeborenen van uw runderen en van uw kleinvee eten, om de HEERE, uw God, te leren vrezen, alle dagen.
24 Als de weg voor u te lang is, zodat u dat alles niet kunt meenemen, omdat de plaats die de HEERE, uw God, zal uitkiezen om Zijn Naam daar te vestigen, te ver bij u vandaan is, dan moet u, wanneer de HEERE, uw God, u gezegend heeft,
25 het te gelde maken, het geld in een buidel meenemen en naar de plaats gaan die de HEERE, uw God, zal uitkiezen.
26 Daar moet u dat geld besteden aan alles wat uw ziel verlangt: runderen en kleinvee, wijn en sterkedrank, ja, alles wat uw ziel maar wenst. Dan kunt u daar eten voor het aangezicht van de HEERE, uw God, en u verblijden, u en uw gezin.
27 Daarbij mag u de Leviet die binnen uw poorten is, niet in de steek laten. Hij heeft immers geen aandeel of erfelijk bezit samen met u.
28 Om de drie jaar moet u alle tienden van uw opbrengst van dat jaar brengen en opslaan binnen uw poorten.
29 Dan kan de Leviet komen – hij heeft immers geen aandeel of erfelijk bezit samen met u – en de vreemdeling, de wees en de weduwe die binnen uw poorten zijn, en kunnen zij eten en verzadigd worden; opdat de HEERE, uw God, u zegent in al het werk dat u doet.
In vers 26-27 kun je lezen dat je je tienden moet gebruiken om jaarlijks een groot feest voor je familie te geven waarvoor je ook de levieten uitnodigt.
Vers 28 zegt dat je slechts 1 keer in de 3 JAAR je tienden aan de armen moet geven. En dat gaat over 10 procent van het laatste jaar. Waarschijnlijk inplaats van het feestmaal.
Dit is heel anders dan elke maand 10 procent van je inkomen aan de kerk geven zodat de voorganger een mooie auto kan rijden.
Dichterbij komt het om de dominee en arme mensen uit te nodigen voor je kerstdiner!
Je geeft je tienden óók niet om een nieuw trappenhuis in het voorportaal van de kerk te bouwen. Als het geld dat je aan de kerk geeft niet rechtstreeks naar de evangelieverkondiging en de zorg voor de armen gaat is het waardeloos, en kan je je afvragen of je het dan überhaupt aan de Kerk hebt gegeven en niet slechts aan een bedrijf die zich ook zo noemt (kerk)
Het systeem van tienden geven wordt in het Nieuwe Testament ook helemaal niet opgedragen. Het was een wet die bedoelt was om de economie van Israël eerlijk te houden. Als uitkering voor de geestelijken en de armen.
Dit betekent niet dat wij niet moeten geven aan de armen, in tegendeel. Maar we moeten niet geven omdat iemand ons 10 procent voorschrijft. Maar geven wat we kunnen missen en wat we overhebben. Het gebod om onze naaste lief te hebben komt hierin terug. Liefhebben van onze naaste betekent ook dat we hem helpen als hij honger heeft. We kunnen gerust bedelaars geld geven.
Vaak hoor ik christenen zeggen dat ze bedelaars geen geld geven omdat je nooit weet wat ze ervoor gaan kopen. Dat is natuurlijk waar. Maar is dat onze verantwoordelijkheid. Is het ons recht om daarover te oordelen. Hoeveel van hen hebben echt honger? Hoeveel gebruiken het echt voor een plaats in de nachtopvang?
En wat zei Jezus?: "Geef als mensen vragen indien je zeker weet dat ze het goed besteden." ??? NEE Jezus zei dit:
"Maar geef aan ieder die iets van u vraagt, en eis niet terug van hem die neemt wat van u is." (Lukas 6:30)
Ik vertelde ooit eens dat Jezus dat gezegd heeft aan een paar mensen die zich al langer christen noemen dan ik. Ze zeiden dat ik ernaast zat. Jezus had dat niet gezegd volgens hun. Jezus zou niet gezegd hebben dat je moet geven aan IEDER die iets van u vraagt. Waarom niet? Omdat het geen gemakkelijke boodschap is. Je hoeft niet altijd te geven wat hij vraagt, maar als hij vraagt is het wel belangrijk dat we bereid zijn te helpen.
Jezus gaat zelfs verder dan dat. Als iemand om je jas vraagt, geef hem dan ook je hemd.
Ik heb ook moeite met deze dingen. We leren in de westerse kerk dat je ook niet over je heen moet laten lopen en je moet laten bestelen. Maar als iemand jou om je jas vraagt? Wat doe jij dan? Zou ik mijn jas geven.
Ik moet opbiechten. Enkele jaren geleden was ik evangeliseren met Maks in Amsterdam. Een van de mensen die tot geloof kwam was een vrouw met een rooms-katholieke achtergrond die geen Bijbel had. Ze wilde zo graag een Bijbel. Als ik Jezus serieus had genomen had ik mijn zakbijbel aan haar gegeven. Dit deed ik niet. We hebben haar een boekje meegegeven met het evangelie van Markus.
We moeten geven aan wie iets van ons vraagt en zelfs meer dan wat hij vraagt. We hebben nog veel te leren hierin en los te komen van materialisme en wetticisme.